Eergisteren was een superhete dag. Zelfs de bijen hadden het te warm.
Dit noemt men baardvorming. Het is wel een kast die groen is geverfd. De ecokasten die wit zijn gebeitst, vertoonden dit niet. Het is tevens een kast waar nog maar even een zwerm in zit. Hun enorme bouwdrift zal ook wel de nodige warmte produceren.
Wegens de warmte heb ik vandaag ook besloten om de schapen te scheren. Het zal de beestjes deugd doen. Er was nog wel een ooi die eventueel zou kunnen drachtig zijn, maar ik ben meer bevreesd voor myasis dan voor een abortus door scheren. Vroeger waren er zelfs schapenhouders die hun drachtige ooien in de winter scheerden. Door het koudegevoel begonnen ze meer te eten met een positief resultaat. Myasis is het aanvreten van de huid door maden van de vleesvlieg. Deze wordt aangetrokken door de geur van mest in de wol of door de geur van natte stinkende wol. En wol die nat is door de zomerregens begint te ruiken waarna de eerste droge dag hierna voldoende is om de vliegen aan te trekken die dan hun eitjes leggen in de wol.
In de moestuin heb ik vandaag de witloof, de prei en de boerenkool uitgeplant.
Er wordt vaak beweerd dat er na de acaciabloei een drachtpauze is tot aan de lindebloei. Welnu laat ons hopen dat de flora rond onze bijenstanden volstaat. Het is natuurlijk niet hetzelfde als een bloeiende boom maar elk bloemetje telt.
Natuurlijk is de meest voorkomende plant aan mijn bijenstand nog steeds de brandnetel, maar ik heb vandaag zijn vijand gezien. Niet echt een vijand, maar eentje die toch graag een brandnetel lust: de rupsen van de dagpauwoog. Hoe meer van die mooie vlinders er rondvliegen, hoe meer rupsen zich te goed doen aan de brandnetelovervloed. Laat ze dus maar rondvliegen, die mooie vlinders.