Vanavond heb ik even wat ruimte gegeven aan de bijenvolken. Ik heb de verzegelde ramen uitgehaald. Het viel me wat tegen. Alhoewel de bakken zwaar waren, was er weinig verzegeld. De stootproef was wel negatief. Bij schudden met het raam drupte er geen honing uit. Het vochtgehalte van de honing zou dan voldoende laag zijn. Maar toch heb ik alleen de verzegelde ramen meegenomen. Slechts vier of vijf per volk waren verzegeld. Thuis heb ik met de refractometer de geslingerde honing gemeten en die gaf slechts 16% watergehalte aan. De honing is dus zeker voldoende rijp maar om rijpe honing te kunnen verzegelen, moet er tevens voldoende dracht zijn en dat is wat aan de minieme kant gebleven de voorbije weken. Bijen kunnen slechts voldoende was zweten als ze voldoende energie kunnen opnemen om zo hard te werken. Wellicht ga ik binnen een tiental dagen nog eens kijken. Want als de lindes volop bloeien en er is goede dracht, kunnen ze de rijpe honing wel eens heel snel verzegelen en zodoende toch plaatsgebrek krijgen.
De afname van de honingramen gaat met de beesweeper bliksemsnel. Die aankoop is zeker de moeite geweest. Op anderhalf uur heb ik zo vijftien honingzolders op vier verschillende standen gecontroleerd. Een pufje rook via de open varroabodem of langs het vlieggat en dan kan ik het dak afnemen. De dekplank ligt ook nog op het plastic om bovenbouw op de ramen te voorkomen. Als deze weg zijn, hef ik de verzegelde ramen uit en haal ze door de beesweeper. Als alle verzegelde ramen zijn uitgehaald, kieper ik de afgeveegde bijen in de ontstane open ruimte van de honingbak.
Morgen krijgen ze hun uitgeslingerde ramen terug. Ze zijn dan klaar voor de lindebloesem. De regen van gisteren en vanavond zal worden geapprecieerd door de planten. Maar door de felle onweders met windstoten, lagen er massa’s takken op de weg. Takken vol jonge bloesems. De natuur geeft en neemt. En wij stonden er bij en keken er naar.