Jaarlijks nieuwe koninginnen

Regelmatig wordt de vraag gesteld hoe ik met de hedendaagse problemen in de imkerij omga. De varroaproblematiek heeft de selectie van goede koninginnen pas helemaal naar voor geschoven. Hoe selecteer ik mijn koninginnen? Eerst en vooral zou ik willen stellen dat ik als praktiserend dierenarts geen onbekende ben met selectie in de dierenwereld. Meer jongen, meer melkopbrengst, meer vlees… Eigenlijk gaat het steeds alleen maar over meer geld. Een duivenmelker die louter voor zijn hobby een paar duizend euro spendeert aan een goede kweekduif krijgt echter niet de garantie dat de nakomelingen even veel waard zullen zijn. Nog steeds zal hij moeten concurreren tegen de professionele hokken met het grote geld. De hobbyboer is zeker in België de laatste jaren wat uit het zicht verdwenen, maar twintig jaar geleden kocht deze werkmens nog geregeld een kalf om tegen de winter te slachten. Of hij had een jonge vaars laten bevruchten met duur sperma van een super-kwaliteitsstier. Het kalf werd dan later geslacht vooraleer het te groot werd voor zijn gezin. ‘Topzaad’ werd zo verkwanseld voor de productie van een paar honderd kilo eigen vlees. Een goedkoop kalfje had hem ook een lekker stuk vlees kunnen opleveren voor een fractie van de prijs. En dat is nu juist mijn punt: zware selectie is niet weg gelegd voor de hobbyist maar voor het groter goed. De imker met enkele volken kan geen extreme selectie doorvoeren. Maar hoe pas ik dan selectie toe in mijn imkerij?

Mijn bijen mogen gerust veel honing opleveren. Deze volken zoek ik dus. Ik imker niet met handschoenen en selecteer dus ook op zachtaardigheid. Ik draag wel een overall, maar hoofdzakelijk om propolis op mijn dagelijkse kledij te vermijden. De bijenstanden bevinden zich op enkele kilometers van thuis en ze staan niet in een woonzone. Helemaal goedaardig is dus ook weer niet nodig. Vermits ze niet bij mij thuis onder dagelijkse controle staan, gebeurt het wel eens dat het volk zwermt. Toch selecteer ik niet op zwermtraagheid. Zwermen beschouw ik namelijk als de natuurlijkste manier van voortplanting bij de honingbij. Dat wil ik er dus niet uitselecteren. Ik knip wel de vleugels van de koningin om deze zwermen niet te verliezen.

En ik geloof in de kracht van een nieuwe jonge koningin. Mijn bijenvolken krijgen dus elk jaar een nieuwe koningin. Vermits ik ze zo snel vervang, koop ik natuurlijk geen dure koninginnen aan. Mijn bijen kweken zelf hun koningin. Helemaal gratis. Natuurlijk is niet elk volk even goed maar een slecht volk is ook niet altijd te danken aan een slechte koningin. We verwachten daarentegen wel de beste koninginnen te kweken uit de beste volken. Hoe ik dit probeer op te lossen wil ik hier wel even uit de doeken doen.

Laat me ook nog even vermelden dat ik bijna 100% wasraten vervang per jaar en dat ik steeds vermijd om uitgewerkte ramen uit te wisselen tussen mijn volken. Ook dit is van belang in mijn methode.

De selectie van een supervolk. Of een imker nu vier of veertig volken bezit, blijft voor de selectie hetzelfde. Er zal steeds een middenmoot zijn, naast een paar betere en een paar slechtere volken. Ik hou het graag op 50% gemiddelde, 25% betere en ook 25% slechtere volken. Ik selecteer natuurlijk uit die 25% betere. Dat is voor een klein aandeel de kast (of kasten) die vorig jaar meer honing heeft opgeleverd. Het is vooral de kast die minder mijtenval vertoonde na de winterbehandeling. Die, vermoedelijk hierdoor, sterker uit de winter kwam en bijgevolg ook vroeger honing binnenbracht in het nieuwe voorjaar. Ik ken deze kasten al begin april. Het zijn namelijk ook de eersten die een honingzolder nodig hebben.

Ik kan dit ‘supervolk’ verder gebruiken als productiekast of ze alleen gebruiken als kweekvolk. Ik los dit weer op mijn eigen manier op. Eind april maak ik een koninginnenaflegger van deze kast. De koningin wordt dus opzij gezet voor later. Ze kan rustig een nieuw volk opbouwen. Het kweekvolk dat ik nodig heb in de zomer. Het grote volk dat ik moerloos heb gemaakt op deze manier gaat mij nu alvast een aantal jonge koninginnen opleveren. Dit doe ik via een zaagsnede. De rijpe moerdoppen worden uitgesneden en in een couveuse geplaatst. Na uitlopen van een dop, wordt de koningin ingebracht in een apideakastje. Het grote volk zelf behoudt een paar doppen en krijgt op deze manier eveneens een nieuwe koningin terwijl het volk vòòr de zomeroogst voldoende is hersteld. Het raam van de zaagsnede wordt na het uitlopen van die restdoppen, vervangen door een waswafel.

Een raam waar ik een zaagsnede heb toegepast ter hoogte van pas belegde cellen. De moerdoppen zijn dan makkelijk uit te snijden.
De couveuse, een broedkast voor reptieleneieren, met enkele uitgesneden moerdoppen.
De uitgelopen moer, klaar om in een apideakastje te zetten.
Apideakastjes in de boomgaard.

Eind april tot einde mei maak ik ook broedafleggers van al mijn productievolken. Eén broedraam en één voerraam samen met een waswafel in een nieuwe kast. Weer twee raten die worden vervangen door waswafels. Een eventuele zwermneiging wordt zo wat afgeremd. De broedafleggers maken al hun verdere raten zelf van waswafels.

Ik heb dus in mei een productievolk dat zich een nieuwe koningin kweekt, een tiental broedafleggers die zich een nieuwe koningin gaan kweken en een tiental apideakastjes die zich eveneens een nieuwe koningin gaan kweken. Het oorspronkelijke productievolk en de apideakastjes zijn dus allen afkomstig van mijn ‘supervolk’. Hier hou ik me verder even niet meer mee bezig. Ik hou vooral de broedafleggers in de gaten. Want ook hier kan ik weer 25% betere vinden. De 25% slechtere, met een te trage groei, slechte wasuitbouw, bultbroed…, worden van de koningin ontdaan en toegevoegd aan een andere broedaflegger. Ook als de bruidsvlucht is mislukt, gaan de bijen uit die broedaflegger bij een andere. Niet bij de beste, maar bij een gemiddelde die hierdoor toch beduidend sterker wordt. Ik hang de ramen met opzittende bijen simpel bij in de andere kast. Wel alleen uitgebouwde ramen. De twee oorspronkelijke ramen worden verwijderd en gesmolten. Elke broedaflegger heeft zo bij de inwintering slechts twee oude ramen aan de buitenkant en de rest hebben ze in het voorbije jaar zelf uitgebouwd. Net daarom is de broedaflegger het volgende jaar vaak de betere. Naast een jonge koningin ook pas uitgebouwde wasraten.

Komen we aan het volgende punt: de productievolken. Deze controleer ik wekelijks op zwermneiging en om darrenraat te snijden. In mijn situatie loopt de honingproductie met de lindenbloei ten einde half juli. Hierna heb ik geen grote volken meer nodig. Alleen volken die zich klaarmaken voor de inwintering. Belangrijk om weten is ook dat een honingbij in de zomer maar zes weken zou leven. De bij die tot half juli nectar binnenbrengt in de kast is dus al geboren begin juni. Eigenlijk heeft de koningin het ei al voor half mei gelegd. En net daarom besluit ik dat ik mijn oude koningin best al vervang in juni. Half juni om precies te zijn. Negen dagen later heeft dit volk geen broed meer te verzorgen. Want alle cellen zijn verzegeld. Er kunnen bijgevolg veel meer bijen worden ingezet om deel te nemen aan de zomeroogst en meer honing te produceren. Maar na vijf dagen verwijder ik alle redcellen. Het volk is dan wat we noemen: hopeloos moerloos. Dit is het moment om mijn kweekvolk boven te halen. Een klein cirkeltje, gesneden uit een belegde raat van dit volk is voldoende voor een nieuwe koningin. Zorg er wel voor dat er eitjes in dat rondje zitten en dan is het volgens mij geen ‘redcel’ die wordt opgetrokken. De opgekweekte koningin komt namelijk niet van een larve die nog op het nippertje werd gevonden. De bijen kunnen echt zelf vanaf dag 1, het ei, de koninginnendop klaar maken. Dat vind ik zelfs beter dan overlarven op dag vier, van een ééndagslarve. Ik kies een stukje raat met eitjes en laat de bijen dan zelf kiezen welke eitjes hun voorkeur krijgen. De overlarvende imker kiest een stukje raat met ééndagslarven en laat de bijen geen keuze. Een bijenvolk kiest vermoedelijk beter dan de imker met zijn loep.

Het uitsteekblikje met houten stamper en een uitgestoken rondje met eitjes.
Een ingeplant rondje eitjes in een moerloos volk. De eerste koningin die uitloopt blijft als enige in leven.

Een maand na het verwijderen van de koningin zijn we dus half juli. De honing is weggehaald. Er is geen verzegeld broed meer na 24 dagen, dus geen verborgen varroamijten. De jonge koningin is geboren en wellicht al op bruidsvlucht geweest en begonnen aan de eileg. We zijn enkele dagen na de honingoogst en we begeven ons weer naar de bijenstanden. Met een spuitbus, drie procent oxaalzuur bevattend en een pak honingzolders met uitgeslingerde honingramen. Eveneens een stapel broedbakken met nieuwe waswafels.

Van elk volk zet ik de broedbak even opzij. Op het omgekeerde deksel. Op de bodem zet ik dan een honingzolder met uitgeslingerde honingramen. Het vlieggat wordt nauw gezet tegen roverij. Slechts één tot twee bijenbreedte. Een nieuwe broedbak wordt leeg op de honingzolder gezet. Nu licht ik van de opzij gezette broedbak elk raam één voor één uit. De twee buitenste ramen, met stuifmeel en wat honing, worden in de nieuwe broedbak gehangen. Ze mogen absoluut geen broed bevatten. De opzittende bijen worden in een emmer afgeveegd. Ditzelfde doe ik nu met elk raam uit de oude broedbak. Deze ramen met broed, worden echter weggenomen om te worden gesmolten. Ik bewaar geen broed in broedtorens. Bijen heb ik voldoende op dat moment en oude bebroede ramen hebben ook geen enkele waarde. De nieuwe broedbak krijgt zo dus 10 nieuwe waswafels en de bijen in de emmer worden besproeid met het oxaalzuur alvorens ze in hun nieuwe broedbak te gieten. De jonge koningin kan, als ze dat wenst, dadelijk verder aan de leg op de onderste uitgeslingerde honingramen. Deze honingzolders zijn in het volgend voorjaar leeg en alle was wordt dan eveneens uitgesmolten. Indien ik twijfel over deze jonge koningin, zet ik een apideakastje boven op de broedbak. Hierin zit immers eveneens een jonge koningin van hetzelfde ‘supervolk’. Een voerbak boven op het volk maakt de situatie compleet. In de tweede helft van juli krijgt elk productievolk dus een proper geveegde bodem, een vernauwde vliegspleet tegen roverij, een honingzolder met uit te likken ramen die nog nooit zijn bebroed, tien waswafels op broedkamerformaat, een propere broedbak en een jonge koningin van een sterk volk. Ze zijn behandeld tegen de varroamijt met oxaalzuur tijdens een broedloze periode en ze krijgen een voerbak met suikersiroop. Slechts twee broedramen met wat stuifmeel en honing krijgen ze mee uit hun voorbije jaar.

Op deze manier bekom ik dus bij de inwintering een aantal broedafleggers met een jonge koningin en nieuwe waswafels en een aantal volwassen volken met een jonge koningin en nieuwe waswafels. Voor noodgevallen heb ik wellicht nog enkele apideakastjes over met een jonge koningin. In het voorjaar verkoop ik de volken die ik teveel heb of verenig ze simpelweg door twee volken gedurende een maand op elkaar te zetten.

Dit is slechts een methode die ik zo goed mogelijk tracht te volgen. Ook ik heb niet elk jaar even veel honing en ook bij mij kan wel eens een kweek tegenvallen door slecht weer tijdens de bruidsvluchten. Maar ik heb, sinds ik begon met mijn schoonvader in 2004, nooit koninginnen, bijenvolken of wasraten van elders dienen te gebruiken. Het allerbelangrijkste vind ik immers het weren van alle vreemde was. Liefst ook geen aangekochte waswafels, maar zeker nooit ofte nimmer gekregen, uitgebouwde ramen. Hierover meer in een ander artikel.

4 gedachten over “Jaarlijks nieuwe koninginnen

  1. Bedankt voor de grondige uitleg, zeer boeiend!
    Is de reden waarom je ook de boogsnede toepast om over hoogwaardige koninginnen te beschikken? Je zou immers ook gewoon de methode die je toepast bij je productievolken kunnen toepassen, scheelt aardig wat werk.

    Breek je een tweede keer doppen wanneer je ‘het rondje met eitjes’ invoert? Of heb je niet de ervaring dat ze dan nog zwermen, ook al zijn er meerdere doppen?

    Dank!

    Like

    1. De doppen die de bijen aanzetten in het rondje geven geen zwermen. Als drie tot vijf doppen vlak bij elkaar zitten in een hopeloos moerloos volk, gaan ze niet enkele doppen laten staan. Net als de imker willen ook de bijen zo snel mogelijk een nieuw groot volk. Zodra er een koningin is uitgelopen, worden de andere doppen kapotgebeten langs de zijkant. De extra doppen in het rondje breek ik dus niet. Ik plaats het rondje al vanaf de vijfde dag en wacht niet tot de negende dag om zo snel mogelijk weer een nieuwe koningin te hebben. Dan zouden de bijen al een redcel elders in de kast moeten aanmaken op een larve van drie dagen oud. Dat doen ze echt niet als ze in dat rondje de perfecte leeftijd vinden.
      De boogsnede pas ik toe omdat ik begin met een koninginnenaflegger. Hierdoor voorkom ik dat mijn goede koningin afzwermt. Als ik ze zou houden in het volk tot ik de rondjes nodig heb, zou ik ze ondertussen kunnen verliezen. Het oorspronkelijk volk mag alleen doppen behouden op een boogsnederaam. Hierdoor heb ik dan ook meer doppen om gemakkelijk uit te snijden. Extra koninginnen in apideakastjes. De apideakastjes zijn trouwens gevuld met bijen uit overvolle honingzolders om in die volken ook het zwermen af te remmen.

      Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s