Gisteren bij drie moerloos gemaakte kasten een controle gedaan na 12 dagen. Blijkbaar hebben ook deze bijen begrepen dat het seizoen dit jaar kort en krachtig is en dan vooral kort. In elke kast vonden we een uitgelopen dop, maar de overige doppen waren allemaal ofwel opengebeten, ofwel bevatten ze een dode larve. De bijen waren dus niet meer van plan om zich op te delen in kleinere nazwermen. Natuurlijk is dit niet betrouwbaar en ga ik ook de volgende kasten op de twaalfde dag nakijken. Niet elk volk reageert hetzelfde en ook per stand zou dit wel eens verschillend kunnen zijn. Binnen 14 dagen worden de honingzolders weggenomen bij de laatste oogst van dit jaar en dit valt dan perfect samen met de varroabehandeling.
Ik ben nu ook bezig met het verplaatsen van de jonge volken naar hun winterstand. Deze volken zijn ontstaan uit de broedafleggers en staan momenteel op 4 – 6 uitgewerkte ramen. De moeren zijn aan de leg, geknipt en gemerkt en weldra loopt hun eerste eigen broed uit. Ik probeer vaak iets uit om bij te leren en zo heb ik dit keer gemerkt dat de broedafleggers die in een zesramer gezet zijn én van een andere stand kwamen, nu op 6 ramen zitten. De broedafleggers in een normale Kempische kast zitten slechts op 5 ramen en de broedafleggers die bovendien op dezelfde stand zijn gebleven, zitten slechts op 4 ramen. De bijvoedering was dezelfde. Ze zijn ook gelijktijdig gemaakt. Het verschil zit blijkbaar in de warmtehuishouding en het verplaatsen naar een andere stand. Ik heb geen aparte bevruchtingsstand en niet voldoende zesramers. Maar de kleinere volken zijn voldoende sterk op dit moment en bijgevolg hoef ik mijn methode niet aan te passen. Maar toch goed om weten.