Vandaag heb ik weer zes moertjes ingevoerd in apideakastjes. Vermits de dames onverwacht ter beschikking kwamen, heb ik nog snel even zes apidea’s gevuld met een koffiebekertje bijen. Ik heb uit drie volken drie honingramen afgeklopt in een emmer en ze licht beneveld met oxaalzuur tegen de varroamijten. De bijen uit de honingzolders zijn de jonge bijen die we nodig hebben in bevruchtingskastjes. Er zitten ook geen darren bij. De kistjes stonden al even klaar met een wasstripje en een portie voederdeeg. De bijen zelf doe ik er pas op het laatste moment in. Wel wacht ik een paar uur vooraleer ik een moer toe toevoeg. De bijen moeten zich best eerst moerloos voelen. En om helemaal zeker te zijn van de vlotte aanvaarding, voer ik soms de moer in via een kunstdop. Dit is een wasdop die ik zelf maak met een houten stokje. Het ene uiteinde van de kunstdop is open en aan de andere kant maak ik met een naald een klein gaatje. Langs hier wordt de moer bevrijd door de bijen en de veronderstelling is dat de bijen elke moer aanvaarden als ze uit een wasdop is gekomen. Al zijn er zelfs imkers die de moer gewoon langs de vliegopening naar binnen laten wandelen. Vermits in dit geval de jonge bijen en de moeren niet uit hetzelfde volk kwamen en dus niet dezelfde geur hebben, verkoos ik nu de wasdop. Als het moertje in de dop is gekropen, plet ik voorzichtig de achterkant dicht en hang hem tussen de raampjes via de invoeropening in het plastic deksel.