Momenteel ben ik bezig met het inwinteren van de bijenvolken. Ze krijgen nu dagelijks een vol bakje suikersiroop tot ze op het gewenste gewicht zijn. Er is me bij het wegen van de kasten alvast iets opgevallen. De bijenstand aan het waterbroek doet het elk jaar weer zeer goed. Na enkele testjaren heb ik uit ervaring geleerd dat vier bijenvolken hier optimaal leven. Deze volken zijn nu al bijna op gewicht. Slechts 4 kg te gaan. In Gerhagen, droge zandgrond met veel dennen en eikenbossen, is het verhaal anders. Hier zijn twee productievolken meer dan genoeg. Deze stand heeft echter enkele voordelen. Tijdens de winter is er geen wateroverlast en blijft dus goed bereikbaar. Achter in mijn vaders tuin is er ook een beter toezicht mogelijk. Daarom plaats ik hier tevens de jonge volken. De twaalf volken hier hebben echter elk minstens nog 10 kg nodig. Dat is dus een enorm verschil. De twee volken die ik nog elders naast een vochtig natuurgebied heb staan, waren ook op 4 kg na op gewicht. En het ene volk dat bij mij in de tuin staat tussen de bewoning, heeft al voldoende wintervoorraad zonder bijvoeren.
Dat een locatie met voldoende dracht van het allergrootste belang is, wisten we al. Maar daarnaast dient de imker ook rekening te houden met het maximale aantal volken dat zijn bijenstand aan kan. Er blijft echter een factor die we helemaal niet kunnen beïnvloeden. De volken van naburige imkers bezetten namelijk ook het beschikbare areaal. Ik probeer nog steeds om meer mensen warm te krijgen voor de imkerij, maar tevens blijf ik mensen aanzetten om het areaal aan bloeiende planten te vergroten. Als we een beetje groen willen behouden, zal het nodig zijn.