De broedafleggers zijn gemaakt. Uit elke broedbak heb ik twee ramen genomen. En ik kies dan voor oudere ramen, er moet wat voer inzitten, wat stuifmeel en naast het verzegeld broed een belangrijk deel open broed en eitjes. Ik hang deze twee ramen in een lege broedbak en hang er nog een waswafel naast. Een sluitblok hiernaast is facultatief. Het volk heeft dus 2 ramen ingewisseld tegen waswafels en kreeg dus weer wat ruimte. De aflegger heb ik dan boven op de honingzolders gezet.
Dit heb ik bij alle volken gedaan deze morgen en in de late namiddag ben ik dan terug langs geweest en heb onder elke afleggerbak een separator gestopt. In de lege ruimte van de bak heb ik ook een honingpot gezet met suikerwater en enkele kurken om verdrinking te voorkomen. De separator scheidt de twee volken terwijl ze toch dezelfde geur behouden. Het jonge volkje kan eveneens profiteren van de opstijgende warmte van het onderstaande oudervolk. Tweemaal per week wordt de honingpot met suikerwater bijgevuld. Na 24 dagen, als al het verzegeld broed is uitgelopen, worden de drie ramen met opzittende bijen verneveld met oxaalzuur. Maar eerst wordt de koningin even apart gezet, geknipt en gemerkt. Het nieuwe volk krijgt dan op een andere locatie een bodem en een eigen dak. Het is dan ook het moment om een nieuwe waswafel bij te geven. Het voordeel van deze handelswijze is, naast de opstijgende warmte, dat de bijen terug naar onder kunnen als er toch geen goede koningin zou in zitten. Het nadeel is dat een toren van twee Kempische broedbakken met twee honingbakken tussen een serieuze belasting is voor de rug bij de 3 volgende doppencontroles van de onderste bak.