De morgenstond heeft goud in de mond. Of honing. Vanmorgen begonnen met het slingeren van de honing. Het ontzegelen doe ik tegenwoordig met de föhn. Dit gaat beduidend sneller dan met de ontzegelvork en er is ook geen ontzegelwas te zuiveren. Wel hangt alles vol met weggesprongen wasdekseltjes. Dus niet aan te raden in uw keuken. Ze waren echter gemakkelijk met een vochtige, koude doek weg te nemen. Na het ontzegelen gaan ze met zes tegelijk in de slinger. Eerst voorzichtig de eerste kant half leegslingeren en daarna de andere kant volledig leegslingeren en dan nog een latste maal draaien om de eerste kant volledig leeg te slingeren. Indien de eerste kant direkt helemaal wordt leeggeslingerd, kan het gewicht van de andere kant zo groot zijn, dat de raat uit het raam breekt. De honing wordt door een dubbele zeef dan in een emmer gegoten waarna de honing in rijpervaten wordt weggezet op een warme plaats. Nu kunnen de laatste wasdeeltjes en luchtbellen opstijgen, die dan na 2 dagen worden afgeschuimd. Pas daarna gaan de rijpervaten naar de kelder om te worden geroerd tot de kristallisatie voldoende is om de honing opte potten. Het roeren samen met de keldertemperatuur zorgt voor de vorming van kleine kristallen. En hoe kleiner de kristallen zijn, hoe smeuiiger de honing wordt. Vandaag is op deze manier 78kg in de rijpers gedaan. De leeggeslingerde ramen heb ik hierna op het sterkste volk gezet om te laten leeglikken. Het sterkste volk laat zich niet beroven en gaat ook niet zelf op rooftocht als ze deze buitenkans krijgen.