Gisteren lagen mijn uien zo te drogen in de moestuin. Vandaag heb ik ze mee naar huis genomen. Er loopt namelijk een onverlaat rond die het op mijn oogst heeft voorzien. De vroege oogstappels die rijp waren om te worden geplukt, zijn namelijk verdwenen. Een ganse boom, leeg op één enkele dag en zonder restje op de grond. De andere appelsoorten bleven onaangeroerd. Dit hebben echt geen vogels gedaan. Ik weet ook al één ding over hem: de dief lust geen pruimen want die liet hij namelijk hangen.
Ik deel graag met andere mensen en bezoekers krijgen steeds iets mee. Maar iemand die iets steelt van een ander mens, beschouw ik niet als iemand die een plaats verdient in de maatschappij. Iemand die zich andermans eigendom toe-eigent, beschouw ik niet als ‘mens’. De cameraval die ik in gebruik had om het wild te spotten, is momenteel op ander ‘wild’ ingesteld.
Alle passanten weten ondertussen: ‘Is de poort open, mag je binnenlopen!’ Dat staat geschilderd op de lege bijenkast aan de ingang. Ik zou het zelf zeer spijtig vinden als ik hier moet op terugkomen. Ik herinner me nog een kastanjebos uit mijn jeugd met het volgende waarschuwingsbordje: ‘Verboden toegang! Wolfsijzers en schietgeweren!’ Ik kan dus alleen maar hopen dat ik mijn tekst niet moet overschilderen.