In het vroege voorjaar zijn de eerste bloemen voor de bijen vaak de winterakonietjes. Voor de ecokast in de tuin staat een klein veldje dat elk jaar verder uitgroeit. Nu blijkt het niet zo simpel te zijn om deze plantjes aan te planten of te verplanten. Naar het schijnt dien je ze te zaaien en dan drie jaar te wachten. En dit heb ik geprobeerd. Ik heb vorig voorjaar (2015) de zaadjes in een bakje gezaaid en ergens achter in de tuin gezet. Pas na een jaar, dus deze maand, verschijnen er dan de eerste kiemplantjes.
De ganse zomer van 2015 gebeurde er niks in dit bakje. Maar ik wist dat ik niet moest wanhopen en gewoon diende af te wachten. En nu in februari 2016 kwamen de kiemplantjes op. Ze hebben echter slechts 2 kiemblaadjes en zijn dus niet als winterakoniet te herkennen. Pas het tweede jaar (dus in 2017) verschijnen dan de eerste kenmerkende kransblaadjes. In het derde jaar (in 2018) kunnen ze dan bloeien. Op deze foto is het bakje te zien met de jonge kiemplantjes.
Op de volgende foto kan je zowel de eerstejaars, de tweedejaars en de derdejaarsplantjes naast elkaar zien in de tuin.
Dit voorjaar ga ik het bakje in zijn geheel verplaatsen en in de grond zetten zonder het plastiek bakje. Van dat plekje uit kan het winterakonietje zich dan weer verder uitbreiden.
Vandaag vlogen de bijen van alle kasten goed uit in de namiddag. Verscheidene bijen hadden een mooie lading felgeel stuifmeel bij. Ik heb inderdaad al meerdere paardenbloemen in bloei gezien.
Gisteren heb ik het nieuwe maandblad van de Vlaamse imkersbond weer toegekregen. Het is pas het begin van het jaar maar de maandpraatjes van Wilfried Demeester lijken me zeer interessant. Deze oude rot in het vak weet duidelijk van wanten. Ook het artikel over oxaalzuursublimatie was goed geschreven. En het werd tijd dat er aandacht werd besteed aan Noël Deschrijver. Helaas was deze maand ook weer voorzien van enkele giftige steken. Volgens mij heeft iedereen het recht op zijn eigen mening en zijn eigen methodes. Dat iemand een artikel schrijft om zijn zienswijze te verduidelijken, zou alleen maar waardering mogen opwekken. En ik zou het dan evenzeer waarderen dat anderen dan hierna hún mening of hún methodes uit de doeken doen. Maar de methode of zienswijze van de vorige schrijver afbreken, is voor mij een brug te ver. Vorige maand schreef een liefhebber van de zwarte bij over de genetica van defensief gedrag. Zijn stelling was dat ook de zwarte bij kan worden geselecteerd op zachtaardigheid. Deze maand werd hierop gereageerd met de stelling dat de kruisingen tussen de zwarte bij en hun zachtaardige carnica’s wel degelijk agressieve volken veroorzaakte. Ook dit is net zoals de eerste stelling een waarheid als een koe. doch het weerlegt niet de eerste stelling. Het artikel lijkt mij eerder op natrappen naar de auteur. Spijtig voor de auteurs deze maand was wel dat hun artikel werd voorafgegaan door het artikel van Pia Aumeier. Zij stelt dan weer dat zij de zachtaardigheid heel simpel zelf inkweekt in haar eigen bijen. En dat blijkbaar zonder de aanschaf van stamboekbijen. En voor mij is dat ook de enige echte waarheid. Iedereen kan selecteren op zijn eigen stand naar zachtaardige bijen. Onafhankelijk van het ras of kruising. Persoonlijk vind ik het schrijnend dat de drie artikels in feite hetzelfde beweren, maar dat men het toch nodig vindt om elkaar te bekampen. We zijn al met zo weinig tegen het leger van angsthazen met een fobie voor geelzwarte zoemers. Laat ons de handen in elkaar slaan. Carnicaliefhebbers ,buckfastlovers, zwarte bij-adepten en volgelingen van de heilige leer van de straatbij. Allemaal samen onder één hoed van een verenigde imkersbond.